von Robbert Schuller, 21. Mai 2021 (Niederländisch)
Klicke hier für die Originalquelle
De ondertitel van dit kloeke, ingebonden boekwerk luidt: Germany’s Journey From Jazz And Pop To Krautrock And Beyond. Auteur Reetze (Hamburg, 1956) vertelt in 530 pagina’s het verhaal van de ontwikkeling van de Duitse (rock)muziek en neemt daarbij een lange aanloop vanaf de opkomst van de Nazi’s om met veel details het ontdekken van de eigen muziekcultuur door onze oosterburen te schetsen. Hij doet dat in een prettige en onderhoudende schrijfstijl. Het boek is in het Engels geschreven – Reetze woont al dertien jaar in de Verenigde Staten – en een enkele keer betrap je hem erop dat zijn moerstaal niet het Engels is vanwege een vrij letterlijke vertaling uit het Duits. Niet zo storend, hoor, want daarmee staan echt lastige woorden of moeilijke zinsconstructies er niet in. Ondanks de dikte leest de bundel lekker weg. Via tussenstapjes bij de schlagermuziek en jazz, waarin Klaus Doldinger een grote meneer is, belanden we bij de Star-Club in Hamburg. Daar gebeurde meer dan alleen de ontdekking van een zeker Engels bandje. Met geschiedkundige en sociologische blik kijkt de auteur over de jaren zestig heen. De flowerpower landt wat later in de Duitse steden; op het platteland blijven vooral de schlagers populair. In München vormt zich een collectief onder de naam Amon Düül (II). Hun instrumenten beheersen de hippies amper, maar de optredens zijn altijd spectaculaire trips. Even later ontwikkelt zich in Keulen de formatie (The) Can, betere muzikanten en de heren zijn ook iets serieuzer met hun kunst bezig. De groep gaat steeds meer met elektronische instrumenten doen en definieert daarmee een belangrijk kenmerk van de pop- en rockmuziek uit Duitsland. Synthesizers en keyboards zijn altijd overdadig aanwezig. Een journalist plakt het label ‘krautrock’ op eigen muziek die uit de Heimat komt, en zo is een genre geboren. Wat leuk werkt in het boek is dat Reetze zijn eigen jeugd en ervaringen vermengt met de algemene gebeurtenissen in Duitsland. En passant leer je veel over het leven in de jaren zeventig en hoe het ook alweer zat met, bijvoorbeeld, de Rote Armee Fraktion. Muzikaal is natuurlijk Kraftwerk van groot belang. De groep Kluster van Hans-Joachim Roedelius (tevens schrijver van het voorwoord) en Dieter Moebius krijgt eveneens de nodige aandacht. Brian Eno werkte ooit met die mannen samen. Mooi is ook de anekdote dat de twee eerste modulaire Moog-synthesizers in Duitsland in huisstudio’s in hetzelfde piepkleine Beiers bergdorpje stonden; Eberhard Schoener en Florian Fricke (Popol Vuh) waren de eigenaren. Beroemde producers als Conny Plank en Dieter Dierks krijgen een podium. Giorgio Moroder, Tangerine Dream, Michael Rother, NEU! en Udo Lindenberg komen vanzelfsprekend voorbij. Het activistische geluid van Floh De Cologne is de opmaat naar de jaren van de Neue Deutse Welle. Dat er meer was dan alleen Nena en Herbert Grönemeyer is al snel duidelijk. Zo tegen de overgang naar 1990 breit Reetze een eind aan zijn verhandeling. Een uitgebreide index, kaarten en plattegronden met de herkomst van bands en feiten over Duitsland geven extra cachet aan deze aan te raden pil. Je leert veel uit Times & Sounds, en de tamelijk onbekende parels die de schrijver aandraagt, nodigen uit tot beluistering via de digitale kanalen.